Kinderen met een ontwikkelingsachterstand vastgebonden in een stoel, de realiteit van de kinderopvang

Tijdens mijn eerste stagedag zag ik hoe een kind van vier werd vastgezet in een stoel omdat hij een ander kind had geduwd. Dit gedrag werd geïnterpreteerd als gevaarlijk en snel gevolgd door fixatie, wat schokkend was om te zien. Het artikel van Opgenhaffen en De Cuyper benadrukt de negatieve gevolgen van fixatie en het gebrek aan wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit ervan. Het lijkt me verstandiger om eerst te kijken naar preventieve strategieën zoals Positive Behaviour Support om fixatie te voorkomen. In geval van acuut of potentieel gevaar is fixatie niet altijd te voorkomen, maar het moet gezien worden als een laatste redmiddel en met het welzijn van het kind voorop.

Mijn eerste dag op stage

Ik heb tijdens mijn eerste stagedag op een kinderdagcentrum voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand met eigen ogen gezien hoe een kind van 4 werd vastgezet in een stoel. Dit gebeurde met een beugel en tuigje dat over zijn benen en armen ging. Ze zette hem vast omdat hij een ander kind had geduwd. Voor deze kinderen is het moeilijk om woorden te geven aan hun frustratie. Stel je voor dat je niet kan praten en toch duidelijk wil maken dat je wil dat de ander weggaat? Duwen lijkt mij dan een logische reactie, toch werd dit anders gezien en werd er vrij snel gekozen om over te gaan tot fixatie. Kinderen die naar de reguliere opvang gaan duwen ook wel eens een ander kind wanneer ze boos zijn.

Dit is gedrag wat elk jong kind vertoont maar wanneer het kind een ontwikkelingsachterstand heeft, wordt dit met een bewegingsvrijheid beperkende maatregel bestraft. Ik vond het voor een eerste stagedag schokkend om te zien dat kinderen die geen andere manier hebben om hun emoties te uiten op deze manier worden behandeld. Het wordt geaccepteerd dat: ‘’kinderen in hun bewegingsvrijheid worden beperkt bij ernstig nadeel, voor de cliënt of zijn omgeving’’. Zo staat in het fixatie protocol van deze
organisatie. Hoewel je er niet aan ontkomt vraag ik me af of we er niet wat voorzichtiger in kunnen zijn en vaker kunnen kijken naar andere oplossingen. In hetzelfde protocol staat namelijk dat er eerst gekeken moet worden naar alternatieven en minder ingrijpende maatregelen. Naar mijn mening wordt hier niet altijd naar gekeken en wordt er uit reactie eerder gekozen voor fixatie.

Volgens de definitie van het sociaal werk moeten we werken vanuit verschillende
principes. Een van die principes is mensenrechten (International Federation of Social Workers, 2014). We moeten bij het te snel gebruiken van fixatie uitkijken dat we niet de mensenrechten schenden zoals het recht op vrijheid en het recht om niet te worden gemarteld of op een onmenselijke of vernederende manier te worden behandeld(Movisie, z.j.). In Nederland zijn er 1 op de 250 kinderen die een ernstige ontwikkelingsachterstand hebben (Sint Maartenskliniek, z.d.). Dat zijn er in Nederland al 19600, worden deze kinderen allemaal zo behandeld of zijn er
ook andere manieren?

Negatieve gevolgen van fixatie

Tim Opgenhaffen en Kathleen De Cuyper, post-doctoraal onderzoekers bij het instituut voor Sociaal Recht, schrijven in het artikel ‘’Tien vragen over isolatie en fixatie in de geestelijke gezondheidszorg’’ de negatieve gevolgen van fixatie voor zowel de cliënt als de hulpverlener. Zij maken dit duidelijk door in het artikel te benadrukken dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor de toegevoegde waarde van afzondering en fixatie maar er wel bewijs is voor het verhoogde risico op nadelige gevolgen voor cliënten en hulpverleners. Onderzoek toont aan dat fixatie het risico op lichamelijk letsel, traumatisering, angst, woede, onbegrip en vernedering bij cliënten verhoogt. Bij hulpverleners kunnen naast lichamelijke verwondingen ook indirecte gevolgen optreden zoals traumatisering en gevoelens van kwaadheid, angst, schuld en onzekerheid (Opgenhaffen & De Cuyper, 2021).

Op mijn stage zie ik niet per se traumatisering, wel wordt een kind vaak meer gefrustreerd wanneer wij fixatie gebruiken. Ook het verhoogde risico op lichamelijke verwonden kan ik me voorstellen aangezien de meeste kinderen proberen uit de stoel te komen wanneer ze hierin vast zitten. Ze proberen hierbij van alles wat tot gevaarlijke situaties kan leiden. Opgenhaffen en De Cuyper laten hiermee zien dat er een gebrek aan wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van afzondering en fixatie, terwijl de risico’s er wel zijn (Opgenhaffen & De Cuyper, 2021). Wat hiermee duidelijk wordt, is dat er een verklaring is om fixatie te verminderen, gezien het gebrek aan wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit ervan en de risico’s voor zowel zorggebruikers als hulpverleners. Het is belangrijk om alternatieve benaderingen te verkennen die de veiligheid en het welzijn van iedereen bevorderen.

Wat zijn de alternatieven?

Onderzoekers van de Katholieke Universiteit Leuven geven in ‘’De ontwikkeling van een intersectorale richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de brede residentiële jeugdhulp’’ aan dat fixatie in veel gevallen te voorkomen is door eerst naar andere alternatieven te kijken. Dit wordt in het artikel duidelijk door aan te geven dat fixatie maximaal moet worden vermeden en geeft strategieën ter preventie of vermindering van de toepassing van afzondering of fixatie. Deze strategieën kunnen individueel zijn maar ook binnen de organisatie. Zo kan je per kind kijken naar de oorzaak van de agressie of afleiding zoeken wat bij dat kind past. Je kan het kind positief ondersteunen ook wel Positive Behaviour Support. Het is gebaseerd op het begrijpen van waarom, wanneer en hoe gedrag plaatsvindt. Door bepaalde patronen te herkennen kan je escalatie voorkomen door situaties te vermijden die probleemgedrag
uitlokken. Daarnaast is het belangrijk om gewenst gedrag te belonen. En als we begrijpen waarom iemand bepaald gedrag vertoont, kunnen we oplossingen bedenken die hun behoeften op een positieve manier vervullen (Beeckmans et al., 2021).

In de praktijk kunnen we dit toepassen door bij te houden wat de oorzaken zijn van de momenten waarbij een kind boos wordt en bijhouden wat de oplossingen waren om een kind weer rustig te krijgen. Dit kan helpend zijn in de toekomst om het kind sneller uit zijn frustratie te halen. Binnen de organisatie is het belangrijk dat er continuïteit is en je vooraf bespreekt wat de aanpak gaat zijn (Beeckmans et al., 2021). Dit kan bijvoorbeeld zijn dat je nabijheid bied of juist afstand neemt van het kind, hierbij is het van belang dat iedereen hetzelfde handelt en dit van te voren is afgesproken zodat het kind meer duidelijkheid hierin heeft. De onderzoekers laten hiermee zien dat fixatie op veel verschillende manieren kan worden voorkomen (Beeckmans et al., 2021). Hiermee wil ik duidelijk maken dat er meer moet worden gekeken naar de preventie van fixatie in plaats van meteen fixatie toe te passen.

Fixatie is soms noodzakelijk

De Vlaamse overheid geeft aan in ‘’Afzondering en fixatie in het onderwijs’’ dat fixatie soms noodzakelijk is voor de veiligheid. Dit blijkt in dit artikel uit de beschreven situaties waarin ernstig en acuut gevaar of ernstige verstoring van de orde voorkomen moet worden. Onder ernstig gevaar wordt het volgende verstaan: situaties waarin er een directe dreiging is voor de veiligheid of het leven van een persoon. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand zichzelf of anderen dreigt te verwonden, of wanneer er sprake is van fysiek of seksueel geweld (Vlaamse Overheid, z.d.). Op mijn stage is dit vooral het geval wanneer we zien dat een kind bewust een ander kind of begeleiding pijn wil doen door bijvoorbeeld te duwen, bijten of schoppen. Bij potentieel gevaar gaat het om actueel en ernstig gevaar voorkomen, zoals een leerling afzonderen om escalatie te voorkomen (Vlaamse Overheid, z.d.). Potentieel gevaar is in de
praktijk soms moeilijk te zien. Het kind kan bijvoorbeeld de ene keer bij het spelen een ander pijn doen maar moet je hem dan de volgende keer met spelen meteen vast zetten om potentieel gevaar te voorkomen? Ik denk dat het belangrijk is om dit niet meteen in te zetten maar als laatste redmiddel. Uit onderzoek blijkt dus dat fixatie niet altijd voorkomen kan worden en alleen toegepast mag worden bij ernstig, acuut en potentieel gevaar (Vlaamse Overheid, z.d.). Hiermee wil ik duidelijk maken dat we fixatie niet altijd kunnen voorkomen maar we het alleen in moeten zetten als andere oplossingen niet werken.

Het welzijn van het kind moet voorop staan

Het gebruik van fixatie bij kinderen kan soms noodzakelijk zijn om ernstig en acuut gevaar te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een kind zichzelf of anderen dreigt te verwonden, of wanneer er sprake is van fysiek geweld. In dergelijke situaties is het cruciaal dat fixatie alleen als laatste redmiddel wordt ingezet, nadat er is geprobeerd om het op een andere manier op te lossen. Dit kan onder andere door het toepassen van
de-escalatietechnieken, zoals, Positive Behaviour Support, het bieden van een veilige ruimte, nabijheid bieden bij het kind door iemand die voor het kind vertrouwd is. Bij het toepassen van fixatie moet altijd het welzijn van het kind voorop staan. Dit betekent dat de fixatie zo kort mogelijk moet duren en dat er continu toezicht moet zijn om ervoor te zorgen dat het kind geen verdere schade oploopt. Het is belangrijk dat de persoon die de fixatie uitvoert, goed getraind is in het veilig toepassen van fixatie en in het herkennen van signalen dat het kind in nood is. Op mijn stage heb ik geen uitleg gehad over het gebruik van fixatie en ik ben niet getraind hierin. Wel werd mij gevraagd of ik een kind vast wou zetten in de stoel. Met enige moeite en tegenwerken van het kind is mij dit wel gelukt, maar ik zou niet weten of ik het goed en veilig heb uitgevoerd.

Stagiaires instrueren en Positive Behaviour Support

Het is onvermijdelijk dat fixatie soms noodzakelijk is, maar het is belangrijk om eerst naar alternatieve oplossingen te kijken. Wanneer fixatie nodig is, moet deze op een veilige en verantwoorde manier worden toegepast. Het is belangrijk om te erkennen dat fixatie een laatste redmiddel moet zijn, waarbij de veiligheid altijd voorop staan. Door meer in te gaan op andere strategieën en het verbeteren van de kennis en vaardigheden van het personeel, kunnen we het gebruik van fixatie verminderen en de veiligheid en het welzijn van iedereen waarborgen.

Daarnaast is het cruciaal om stagiairs goed te instrueren over het gebruik van fixatie. Het is onverantwoord om deze taak volledig aan stagiairs over te laten zonder training of begeleiding. Mijn aanbeveling hierbij is dat er altijd minimaal één ervaren persoon aanwezig is die weet hoe fixatie veilig moet worden toegepast. Een alternatief voor fixatie om gedragsproblemen te beheersen en escalaties te voorkomen is het gebruik van Positive Behaviour Support (PBS). Het is gebaseerd op het begrijpen van waarom, wanneer en hoe gedrag plaatsvindt. Door bepaalde patronen te herkennen kan je escalatie voorkomen. Het boek “Gedragsondersteuning in Positive Behavior Support” van Deanne A. Crone en Robert H. Horner biedt waardevolle inzichten en praktische handvatten voor het omgaan met gedragsproblemen. Het uitgangspunt van deze aanpak is dat gedrag doelmatig, voorspelbaar en veranderbaar is. Het lijkt mij verstandig om dit boek aan te schaffen zodat we de kennis uit het boek kunnen gebruiken en weten we hoe we Positive Behavior Support moeten gebruiken. Hiermee kunnen we andere strategieën gebruiken die passen binnen Positive Behavior Support in plaats van fixatie.

B. is tweedejaars student en werkzaam als stagiair bij een kinderdagcentrum

Genoten van mijn stuk? Stem dan op mij!

Literatuurlijst