Structuur als gevangenis

Noa Hammink

Laat mij toch lekker spelen! Toch opgepakt worden, op een stoel worden gezet en een koptelefoon op je hoofd gedrukt krijgen. Laat hem toch is wat ik dacht. Ik liep pas 2 weken mee bij deze instelling dus veel kon ik er op dat moment niet van vinden als 2e jaar student, want ja dit was nou eenmaal de standaardprocedure wanneer hij overprikkeld is, werd mij verteld. Toen ik zag dat een kindje in mijn omgeving overprikkeld was en verplicht achter een IPad werd gezet door zijn begeleider, ondanks dat hij meerdere keren hard ‘nee’ heeft geschreeuwd, dacht ik bij mijzelf kan deze overprikkeling niet op een andere manier verminderd worden? Het gevoel dat hij elke dag in een soort gevangenis moet leven benauwde mij. Weten dat wanneer je een beetje druk bent op school, de BSO of thuis, je toch weer achter de tablet moet als gevolg. Zelf heb ik een aantal jaren geleden op de basisschool een inval juffrouw gehad waar ik een poep hekel aan had en dit heb ik niet snel bij mensen kan ik je vertellen. Gelijk toen ik dit moment bij het kindje zag gebeuren moest ik aan haar denken. Deze juffrouw bepaalde ook alles voor ons, een spelletje mochten wij bij wijze van spreken niet eens zelf uitkiezen. Zou jij het fijn vinden als er de hele dag door voor jou bepaald wordt wat je moet doen? Waarom doen we dit dan wel bij kinderen met een autismespectrumstoornis?


Hoewel we in een tijdperk leven waarbij iedereen zijn eigen identiteit kan ontwikkelen, zijn we als hulpverleners allemaal hetzelfde als het aankomt op structuren. We zijn net een robot, we doen wat we hebben geleerd en wat volgens de boeken goed is. Structuren eigen maken is er dan ook niet meer bij. Alles lijkt in ons brein voorgeprogrammeerd en wij hebben de handen om het werk uit te voeren. Hoewel de structuren belangrijk zijn voor kinderen met ASS, zie ik dat niet alle kinderen hier vaak even goed op reageren en lijkt het erop dat er niet genoeg ruimte is om te kijken naar wat ieder kind echt nodig heeft. Dit kan voor het kind, de ouders, maar ook voor de begeleiders frustrerend zijn. Het Nederlands jeugdinstituut laat in cijfers zien dat er in Nederland 31.000 kinderen zijn met ASS (Nji, 2021). Ieder kind heeft een andere manier van begeleiding nodig, maar als wij ons als hulpverleners toch vasthouden aan vaste structuren, waarom zetten we dan geen robots in op deze kinderen? Er zou eens meer afgeweken moeten worden van vaste structuren en meer flexibeler gekeken moeten worden naar oplossingen.

Structuur V.S flexibiliteit

Even rustig nadenken is er nou eenmaal niet bij, constant opletten op de kinderen, dus vasthouden aan de vaste structuur is nou eenmaal makkelijker om te doen als hulpverlener dan nadenken over een alternatief. Ik ben het eens met mensen die vinden dat kinderen met een autismespectrumstoornis structuur nodig zijn in het dagelijks leven. Dit is belangrijk om het leerklimaat van het kind te waarborgen. Vaste structuren zijn er ook om spanning en stress gevoelens te verminderen. Dit geld immers voor alle mensen dus niet alleen mensen met ASS (educadora, 2019). Alleen kan er ook doorgeslagen worden in die structuren.

Kinderen met ASS hebben vaak belang bij structuur en voorspelbaarheid, maar zodra begeleiders zich hier te erg aan gaan vasthouden kan dit negatieve gevolgen hebben voor kinderen met ASS. Een belemmering van flexibiliteit en aanpassingsvermogen is een van die gevolgen. Kinderen met ASS kunnen vast komen te zitten in bepaalde patronen en moeite krijgen met het omgaan met veranderingen. Het vasthouden aan vaste structuren is te herkennen aan overmatige weerstand tegen kleine veranderingen. Dit kan weer leiden tot overgevoeligheid rondom de kleinste veranderingen wat bij het kind weer voor stress kan zorgen (depraktijk4kids, 2021).

Een ander gevolg is een verminderde autonomie bij kinderen. Wanneer er een te grote nadruk gelegd wordt op vaste structuren kan dit de kans op zelfstandig beslissingen maken verkleinen. Het is belangrijk dat kinderen met ASS langzaam leren omgaan met onzekerheid en keuzes leren maken. Dit helpt hen bij het ontwikkelen van vaardigheden en vergroot hun autonomie (nji, z.d.a). Wanneer dit ontbreekt kunnen kinderen afhankelijk raken van vaste structuren en minder goed functioneren in situaties waarbij begeleiding ontbreekt.

Het laatste gevolg wat ik wil bespreken is dat kinderen in een sociale isolatie belanden. Het te erg vasthouden aan structuren kan ervoor zorgen dat kinderen het vermogen om relaties aan te gaan verliezen (nl.participate-autisme, z.d.). Wanneer kinderen te erg aan structuren vastzitten, krijgen ze mogelijk minder kans om te oefenen met sociale interactie.

Flexibiliteit in de begeleiding van kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) is belangrijk voor hun ontwikkeling. In de praktijk betekent dit dat begeleiders de dagelijkse routine kunnen aanpassen op basis van de behoeften van het kind. Bijvoorbeeld, als een kind vastloopt in een bepaalde activiteit, kan de begeleider de taak makkelijker maken of tijdelijk aanpassen om stress te voorkomen bij het kind en ervoor zorgen dat hij/zij niet overbelast raakt (Nji, z.d.b). Dit stelt kinderen in staat om in hun eigen tempo te leren omgaan met onzekerheid. Daarnaast kan flexibiliteit ook te zien zijn in de manier waarop we sociale situaties aanpakken. Het kan helpen om het kind langzaam bloot te stellen aan nieuwe sociale situaties, in plaats van vasthouden aan de bestaande vaste structuren. Dit zorgt er niet alleen voor dat het sociale vertrouwen wordt bevorderd, maar helpt het kind ook vaardigheden te ontwikkelen voor het aangaan van nieuwe relaties (depraktijk4kids, 2021). Het doel is niet om structuur volledig los te laten, maar om een balans te vinden tussen voorspelbaarheid en ruimte voor spontane aanpassingen, wat kinderen met ASS in staat stelt om meer zelfvertrouwen te krijgen in onvoorspelbare situaties.

Systeemwereld en leefwereld

Routines we zien ze overal. Of het nou gaat om school, werk, thuis of in de zorg. Schema’s en regeltjes bepalen hoe ons leven eruitziet. Structuur speelt een steeds belangrijkere rol binnen onze samenleving. Routines zijn voor de meeste mensen fijn. Het stelt ons namelijk gerust als wij mensen weten wat er gebeurt in ons leven en het biedt nou eenmaal houvast (Nji, z.d.c). Maar wat gebeurt er als we te ver gaan in het vasthouden van deze structuren? Wouter Mensink beschrijft de theorie van Jürgen Habermas als volgt: Habermas maakt onderscheid tussen ‘systeemwereld’ en ‘leefwereld’. Hij beschrijft hiermee de kloof tussen de burgers en de overheid. Habermas waarschuwt voor de kolonisatie van de leefwereld en systeemwereld. Dit houdt in dat de regels van de overheid steeds meer invloed krijgen op het dagelijks leven van de burgers (Mensink, 2015). Het teveel vasthouden aan structuren en regeltjes beïnvloeden en beperken de leefwereld van de burgers. Door deze vaste structuren dwingt de systeemwereld burgers om zich naar de regels van de overheden te voegen, waardoor hun eigen ervaringen en het spontaan handelen wordt beperkt.

Meer dan machines

Zijn we dan nog wel mensen? Structuren kunnen ons als mensen het gevoel geven dat we steeds meer op robots gaan lijken, voor je het weet loop je de hele dag op de automatische piloot rond. Alles is gepland, van je eerste kopje koffie tot de tijd waarop je naar bed heen gaat. In een tijdperk waarin technologie steeds meer ontwikkelt raakt, klinkt het idee van robots inzetten als begeleiders voor kinderen met ASS misschien wel als een goede stap. Robots zijn namelijk in staat om geduldig en rustig te reageren, kunnen onvermoeibaar taken uitvoeren en kunnen een voorspelbare en gecontroleerde omgeving creëren. Dit alles klinkt natuurlijk ideaal, maar hoever kunnen wij gaan in het mensen vervangen door machines? Wel zouden we kunnen overwegen om robots in te zetten als ondersteuning binnen de hulpverlening.

Het inzetten van machines brengt voor-en nadelen met zich mee. Kinderen met ASS hebben vaak moeite met communicatie en sociale interactie. De communicatie met mensen ervaren kinderen met ASS als vermoeiend, omdat dit vaak onvoorspelbare emoties en lichaamstaal met zich meebrengt. Robots daarentegen zijn voorspelbaar, wat kinderen met ASS rust kan bieden. Een voorbeeld van zo’n robot is robot NAO. NAO helpt kinderen met autisme bij het ontwikkelen van hun sociale vaardigheden. Omdat een robot geen oordeel heeft voelen kinderen zich vaak veiliger en meer op hun gemak bij het oefenen van deze vaardigheden. Daarnaast kunnen robots ook eindeloos dezelfde opdrachten of instructies geven zonder gefrustreerd te raken, wat bij kinderen met ASS die vaak herhaling nodig zijn, een groot voordeel is (zonmw, 2020).

Stel je eens voor: je hebt een ontzettende rotdag. Je bent gestrest, emotioneel of misschien bang. Je hebt echt behoefte aan iemand die naar je luistert en met je meeleeft op dat moment. En dan sta je opeens oog in oog met een robot. Een metalen blik, een mechanische stem en perfect geprogrammeerde antwoorden. Voelt toch een beetje gek, niet? De hulpverlening is mensenwerk. Ja we hebben regels en structuren nodig, maar kunnen robots dat overnemen? Niet echt.

Daarom is de beroepscode zo belangrijk. De beroepscode is een leidraad die ons als hulpverleners helpt om professioneel te blijven (BPSW, 2021), maar het vraagt ook iets wat robots niet kunnen namelijk: menselijkheid. Robots kunnen prima volgen wat er in de beroepscode staat. Data verwerken, protocollen volgen en taken herhalen. Maar zodra het aankomt op luisteren, inleven en het aanvoelen van emoties schieten robots net iets tekort. Een robot kan geen empathie tonen of aanvoelen wanneer iemand meer tijd, aandacht of een persoonlijkere aanpak nodig is (TU/E, 2020). Een goede band met een begeleider is voor kinderen met ASS cruciaal. Een robot kan niet troosten of op gevoel reageren (zorginnovatie, 2018). De beroepscode is dus niet zomaar een lijstje met regels, het is een hulpmiddel voor mensen. De beroepscode vraagt dat wij flexibel blijven en luisteren naar wat iemand echt nodig is (BPSW, 2021). Daarom hebben we hulpverleners nodig die handelen met hun hart en hoofd, iets wat een robot simpelweg nooit zou kunnen.

Structuren en routines vormen de basis van de hulpverlening, vooral voor kinderen met ASS. Het biedt voorspelbaarheid en veiligheid wat kinderen helpt om zich staande te houden in deze chaotische wereld. Toch heeft het vasthouden aan structuren negatieve effecten. Het risico bestaat dat we, door de drang naar controle en voorspelbaarheid, de kinderen belemmeren in hun ontwikkeling. Flexibiliteit leert kinderen om te gaan met deze onzekerheid en bereidt kinderen beter voor op onverwachte situaties. Robots lijken zo op het eerste oog een logische oplossing, vooral omdat zij geduldig, onvermoeibaar en voorspelbaar zijn. In bepaalde situaties kunnen zij inderdaad ondersteunend werken. Toch missen robots iets cruciaals: de menselijke emotie. We kunnen robots inzetten als hulpmiddel maar ons als hulpverleners vervangen is een no go.

Genoten van mijn stuk? Stem op mij!

Literatuurlijst